Onze Gildepastor Franklin De Coninck
Noveengebed
Goede God, door uw Zoon Jezus heeft U veel wonderen verricht:
blinden konden weer zien en lammen lopen, melaatsen genazen en
doven konden weer horen, doden stonden op en aan armen werd de
Blijde Boodschap verkondigd. Ook de apostelen hebben in de naam
van Jezus veel wonderen gedaan.
Leonardus volgde hen na. Hij leefde vanuit de Blijde Boodschap.
Hij stond open voor mensen in nood. Hij hielp hen naar lichaam en ziel.
Vele gevangenen wist hij te bevrijden.
Wij vragen U, hemelse Vader, leer ons de kracht van de voorspraak van de
heilige Leonardus kennen en verleen ons de gunst waarom wij bidden.
( Hier kan de eigen intentie worden genoemd.)
Dit vragen wij U, vertrouwend op de hulp van de heilige Leonardus en
in de naam van Jezus Christus die ons leerde bidden:
Onze Vader...
Beek en Donk maart 2007
St. Leonardus Gilde
Toespraak Franklin de Coninck 4 mei 2016
Dodenherdenking
4 mei 2016 bij het monument in Beek en Donk.
Er
zijn mensen in Europa die zich met hand en tand verzetten tegen de komst van
vluchtelingen.
Ook in ons eigen
land zijn er die hen niet willen ontvangen, of hooguit mondjesmaat.
Zij vrezen dat onze
samenleving door de toevloed van zoveel mensen uit Syrië, Irak, Afghanistan,
Somalië, Eritrea haar eigenheid zal verliezen.
Een van hun
argumenten is, dat die vluchtelingen het Joods-Christelijke karakter van onze
samenleving bedreigen, omdat ze voor het
overgrote deel moslim zijn.
Die oproep, dat we
in Nederland onze Joods-Christelijke wortels moeten beschermen, heeft mij wel
aan het denken gezet. Hoe Joods-Christelijk is onze samenleving dan wel?
Er is vooral na de
zestiger jaren van de vorige eeuw een uittocht uit de christelijke kerken op gang gekomen.
Wat betekenen de
grote feestdagen Kerstmis, Pasen en Pinksteren nog?
Gezellig rond de
kerstboom, eieren zoeken, een tochtje naar de meubelboulevard?
Prima, maar waar
zijn de Joods-Christelijke wortels gebleven?
En dat
Joods-Christelijke karakter hoeft er voor mij ook niet zo dik bovenop te worden gelegd.
Ik voel mij
uitstekend op mijn gemak onder de Nederlandse grondwet die iedere burger
vrijheid en gelijkheid schenkt, die mij als belijdend christen in de
gelegenheid stelt onbekommerd volgens mijn geloofsovertuiging te leven, zoals
ook de moslims onder ons in alle vrijheid hun godsdienst kunnen beoefenen. Maar
vóór alles geldt, dat voor iedereen in Nederland de grondwet leidinggevend
is.
Toch zou ik op deze
avond even stil willen staan bij de Joods-Christelijke traditie.
In het hart van
deze traditie leeft de herinnering voort, dat Joden en Christenen de
nakomelingen van vluchtelingen zijn.
Als een joodse
landbouwer na de vlucht van zijn volk uit de Egyptische slavernij, in zijn
nieuwe land Kanaän aan God de eerstelingen van de oogst aanbiedt, dan belijdt
hij dat hij een kind van vluchtelingen is, nu levend in een land van melk en
honing. Van dankbaarheid vervuld zegt hij dan: “Mijn vader was een zwervende
Arameeër.”
Deze overtuiging
zegt mij, dat, hoewel ik een vaste woonplaats heb, ik mij toch mijn oorsprong
mag blijven herinneren. Aan het begin van mijn geschiedenis was er
onderdrukking en armoe. Maar mijn voorouders zijn uit hun ellende weg
getrokken. Dat mag ik nooit vergeten.
Deze overtuiging
zegt mij ook, dat vluchtelingen mijn naasten zijn. Een Joodse Rabbi zei het zo: “Bemin je
naaste, want die is zoals jij.”
Vanavond herinner
ik mij enkele verhalen die mij persoonlijk raken.
Mijn grootvader,
bompa zoals ik hem als kind noemde, een Frans sprekende Belgische jongen uit
een groot arm gezin heeft eind negentiende eeuw de lange reis naar Amsterdam,
die grote stad in het verre noorden, ondernomen. Hij werd bediende in de Winkel
van Sinkel, bekend van de hoeden en
petten en dameskorsetten. Hij ging naar de avondschool en leerde Nederlands
lezen en schrijven. In de Jordaan bouwde hij een eigen zaak in dames en
kinderkleding op: “Magazijn Willem III”.
Tijdens de eerste
wereldoorlog heeft hij met mijn grootmoeder, bomma, vluchtelingen uit
Vlaanderen in zijn huis opgenomen.
Mijn ouders hebben
bij het bombardement van Rotterdam in de meidagen van 1940 hun huis en de hele
inboedel verloren.
Ze waren in hun
bruidsdagen. De trouwkaarten waren al gedrukt. Hand in hand zijn ze gevlucht
voor de vlammen. Alles hadden ze verloren, maar niet elkaar. Op 5 juni 1940
zijn ze getrouwd. Ze kregen drie kinderen. Als bonus kregen die, na een
wetswijziging in de vijftiger jaren, de Nederlandse nationaliteit cadeau,
verstuurd per brief. We hadden er niets voor hoeven doen, we hadden er niet om
gevraagd. Er was over onze hoofden heen beslist. Zo werden wij kinderen, bipatriden,
burgers met een dubbele nationaliteit. Mijn vader bleef alleen Belg, hij moest
zich tot het einde van zijn leven elk jaar melden bij de vreemdelingenpolitie
voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning
Ach, deze
familiegeschiedenissen in telegramstijl verteld, zijn er maar enkele van de
vele die wij aan elkaar zouden kunnen verhalen. Duizenden landgenoten onder
ons hebben voorouders die van ver zijn
gekomen. Zij hebben bijgedragen aan de bloei van ons land. Al in de zestiende
en zeventiende eeuw hebben mensen op de vlucht onderdak gevonden in wat nu ons
land is en zijn er één mee geworden.
Ik vraag mij af hoe
diep ik geworteld ben in deze Nederlandse traditie van gastvrijheid en
verdraagzaamheid, nu zoveel vluchtelingen een veilig heenkomen in Europa
zoeken, ook in ons land.
Hoe stevig zijn mijn knieën?
Ook al heeft onze
maatschappij haar overheersend religieus karakter verloren, toch is het overdenken
van haar Joods-Christelijke wortels meer dan de moeite waard.
Voor mij bevatten
die Joods-Christelijke wortels geen argumenten om mensen die voor oorlogsgeweld
op de vlucht zijn te weren, maar sporen ze mij juist aan om hen open teg;emoet
te treden.
Franklin De Coninck
Laatst bewerkt op 12 mei 2016, 21:40. Geplaatst op 12 mei 2016, 21:25.Volgende »« Vorige
Toespraak Franklin de Coninck 4 mei 2016
Dodenherdenking 4 mei 2016 bij het monument in Beek en Donk.
Er zijn mensen in Europa die zich met hand en tand verzetten tegen de komst van vluchtelingen.
Ook in ons eigen land zijn er die hen niet willen ontvangen, of hooguit mondjesmaat.
Zij vrezen dat onze samenleving door de toevloed van zoveel mensen uit Syrië, Irak, Afghanistan, Somalië, Eritrea haar eigenheid zal verliezen.
Een van hun argumenten is, dat die vluchtelingen het Joods-Christelijke karakter van onze samenleving bedreigen, omdat ze voor het overgrote deel moslim zijn.
Die oproep, dat we in Nederland onze Joods-Christelijke wortels moeten beschermen, heeft mij wel aan het denken gezet. Hoe Joods-Christelijk is onze samenleving dan wel?
Er is vooral na de zestiger jaren van de vorige eeuw een uittocht uit de christelijke kerken op gang gekomen.
Wat betekenen de grote feestdagen Kerstmis, Pasen en Pinksteren nog?
Gezellig rond de kerstboom, eieren zoeken, een tochtje naar de meubelboulevard?
Prima, maar waar zijn de Joods-Christelijke wortels gebleven?
En dat Joods-Christelijke karakter hoeft er voor mij ook niet zo dik bovenop te worden gelegd.
Ik voel mij uitstekend op mijn gemak onder de Nederlandse grondwet die iedere burger vrijheid en gelijkheid schenkt, die mij als belijdend christen in de gelegenheid stelt onbekommerd volgens mijn geloofsovertuiging te leven, zoals ook de moslims onder ons in alle vrijheid hun godsdienst kunnen beoefenen. Maar vóór alles geldt, dat voor iedereen in Nederland de grondwet leidinggevend is.
Toch zou ik op deze avond even stil willen staan bij de Joods-Christelijke traditie.
In het hart van deze traditie leeft de herinnering voort, dat Joden en Christenen de nakomelingen van vluchtelingen zijn.
Als een joodse landbouwer na de vlucht van zijn volk uit de Egyptische slavernij, in zijn nieuwe land Kanaän aan God de eerstelingen van de oogst aanbiedt, dan belijdt hij dat hij een kind van vluchtelingen is, nu levend in een land van melk en honing. Van dankbaarheid vervuld zegt hij dan: “Mijn vader was een zwervende Arameeër.”
Deze overtuiging zegt mij, dat, hoewel ik een vaste woonplaats heb, ik mij toch mijn oorsprong mag blijven herinneren. Aan het begin van mijn geschiedenis was er onderdrukking en armoe. Maar mijn voorouders zijn uit hun ellende weg getrokken. Dat mag ik nooit vergeten.
Deze overtuiging zegt mij ook, dat vluchtelingen mijn naasten zijn. Een Joodse Rabbi zei het zo: “Bemin je naaste, want die is zoals jij.”
Vanavond herinner ik mij enkele verhalen die mij persoonlijk raken.
Mijn grootvader, bompa zoals ik hem als kind noemde, een Frans sprekende Belgische jongen uit een groot arm gezin heeft eind negentiende eeuw de lange reis naar Amsterdam, die grote stad in het verre noorden, ondernomen. Hij werd bediende in de Winkel van Sinkel, bekend van de hoeden en petten en dameskorsetten. Hij ging naar de avondschool en leerde Nederlands lezen en schrijven. In de Jordaan bouwde hij een eigen zaak in dames en kinderkleding op: “Magazijn Willem III”.
Tijdens de eerste wereldoorlog heeft hij met mijn grootmoeder, bomma, vluchtelingen uit Vlaanderen in zijn huis opgenomen.
Mijn ouders hebben bij het bombardement van Rotterdam in de meidagen van 1940 hun huis en de hele inboedel verloren.
Ze waren in hun bruidsdagen. De trouwkaarten waren al gedrukt. Hand in hand zijn ze gevlucht voor de vlammen. Alles hadden ze verloren, maar niet elkaar. Op 5 juni 1940 zijn ze getrouwd. Ze kregen drie kinderen. Als bonus kregen die, na een wetswijziging in de vijftiger jaren, de Nederlandse nationaliteit cadeau, verstuurd per brief. We hadden er niets voor hoeven doen, we hadden er niet om gevraagd. Er was over onze hoofden heen beslist. Zo werden wij kinderen, bipatriden, burgers met een dubbele nationaliteit. Mijn vader bleef alleen Belg, hij moest zich tot het einde van zijn leven elk jaar melden bij de vreemdelingenpolitie voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning
Ach, deze familiegeschiedenissen in telegramstijl verteld, zijn er maar enkele van de vele die wij aan elkaar zouden kunnen verhalen. Duizenden landgenoten onder ons hebben voorouders die van ver zijn gekomen. Zij hebben bijgedragen aan de bloei van ons land. Al in de zestiende en zeventiende eeuw hebben mensen op de vlucht onderdak gevonden in wat nu ons land is en zijn er één mee geworden.
Ik vraag mij af hoe diep ik geworteld ben in deze Nederlandse traditie van gastvrijheid en verdraagzaamheid, nu zoveel vluchtelingen een veilig heenkomen in Europa zoeken, ook in ons land. Hoe stevig zijn mijn knieën?
Ook al heeft onze maatschappij haar overheersend religieus karakter verloren, toch is het overdenken van haar Joods-Christelijke wortels meer dan de moeite waard.
Voor mij bevatten die Joods-Christelijke wortels geen argumenten om mensen die voor oorlogsgeweld op de vlucht zijn te weren, maar sporen ze mij juist aan om hen open teg;emoet te treden.
Franklin De Coninck
Laatst bewerkt op 12 mei 2016, 21:40. Geplaatst op 12 mei 2016, 21:25.